Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
Annie M.G. Schmidt
De kraai in de zilveren kooi
Er was eens een kraai, die praten kon
Hij zat in een zilveren kooi
Hij zei: Ziezo en hij zei: Pardon
En: Erretesoep en Nachtjapon
Wat praatte die kraai toch mooi, oh!
Wat praatte die kraai toch mooi
Hij trok met zijn baas door de ganse stad
Die baas was een man met een baard
De kraai zei: Fiets en hij zei: Dag schat
De mensen riepen: Wat énig is dat
Die kraai is een dubbeltje waard, oi!
Die kraai is een dubbeltje waard
Dat hoorde de Graaf van Hoitierelier
Hij was een nieuwsgierig man
Hij sprak: Parbleu, een keuvelend dier?
Ik wens deze kraai ogenblikkelijk hier
Ik wil wel eens zien wat hij kan, pah!
Ik wil wel eens zien wat hij kan
Daar kwam dus de kraai met kooi en al
Zo zo, zei de graaf, ahá!
Wat mij betreft, steek nu maar van wal
Ik ben zo benieuwd, wat ie zeggen zal!
Maar de kraai zei geen boe en gaan ba, nee!
De kraai zei geen boe en geen ba
Hij keek naar de graaf op z'n dooie gemak
Hij keek er het moois van af
Toen deed hij zijn snavel open en sprak
Alleen maar de woorden: Kale kak
En toen zweeg hij weer als het graf, oh!
En toen zweeg hij weer als het graf
Dat was niet zo mooi, dat was niet zo mooi
Voor de baas, de man met de baard
Hij wachtte maar niet op zijn dubbeltje fooi
Hij vluchtte maar gauw met de kraai in z'n kooi
En de graaf was totaal van de kaart, ja!
De graaf was totaal van de kaart