Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Jules De Corte
Als ik in de hemel kom
Wil ik zitten op een klokkenstoel
Wil ik eten van een ganzenbord
Wil ik drinken uit een vensterglas
En blij zijn om de woorden die voorbij zijn
De giftig scherpe woorden die als wespenangels staken
De woorden van de stormloop met de kop tegen de muur
De woorden, hete olie op het teugelloze vuur
De woorden van dumdum die hartverscheurend konden raken
De woorden waar geen geest tegen bestand is op den duur
Als ik in de hemel kom wil ik wandelen in het wagenpark
Wil ik rusten op de Wereldbank
Wil ik knippen met de engelenschaar
En zingen van de woorden die vergingen
De afgesleten woorden bij geboorte en bij sterven
De woorden van de feiten zetten zoden aan de dijk
De woorden in de strijd om het belachelijk gelijk
De woorden die het kostbaarste moment konden bederven
De woorden van de afgunst en het liefste ging door 't slijk
Als ik in de hemel kom wil ik roken uit de orgelpijp
Wil ik fluiten in de vogelstand
Wil ik scheepgaan op de botervloot
In vrede dat de woorden zijn geleden
De bikkelharde woorden en de hele halve zachte
De woorden waar men eeuwenlang het volk mee heeft bedot
Verzonnen door de duivel en gesproken namens God
Die telkens nieuwe legers tegen elkaar in stelling brachten
Dus spreek op mijn begrafenis het liefst geen woord tot slot
Maar één vraag, daar draait alles om:
Of ik in de hemel kom