Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
Paul de Leeuw
En opeens zie ik mij staan
Als een volwassen man
Niet langer twintig jaar
Die het leven heeft geproeft
Zoals je liefde proeft
Een leven vol van vriendschap
Vreugde en gevaar
Ik heb een hoop bedacht
Waar nimmer iets van kwam
Ik heb een hoop gezegd
Wat ik eigenlijk niet vond
Maar nooit mijn ziel en zaligheid verkocht
De ogen naar de hemel
Maar het hart op de grond
En opeens zie ik mij staan
Als iemand die iets kan
Niet langer twintig jaar
Misschien te veel gewild
Misschien mijn tijd verspilt
Maar wel mijn zijn gedaan
En vaak met groot misbaar
En als ik ergens ben
Dan ben ik er totaal
Bescheidenheid was nooit
Mijn allersterkste kant
Dus wordt ik toegejuicht
Of wordt ik afgebrand
Mij maakt het niet veel uit
Ik doe toch mijn verhaal
En opeens zie ik mij staan
Ik wil er nog niet aan
Die eerste twintig jaar
Vergleden als het zand
Dat wegloopt uit je hand
Misschien zit heel het leven
In een lief gebaar
Want is er wel leifde
Die voor altijd duurt
En is er wel een kind
Dat onbezwaard geniet
En is er wel een vriend
Die altijd naast je staat
Of eindigt toch weer alles in verdriet
Van het goed en het kwaad
Kreeg ik zo veel goeds
Van het zoet en het zuurs
Kreeg ik zoveel zoets
Maar ik voel elke keer
Ik ben wat ik ben
Geen twintig meer