Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Boudewijn De Groot
Het uitzicht van de brug is prachtig
Het water stroomt in golvend groen
En in het zonlicht heerst almachtig
De kerk toren net als toen
Een meeuw zoekt vissen in het water
De stagen gieren hoog en wrang
Hier stond ik naast je met een kater
En nu vandaag ga ik jouw gang
Hoe moet ik het de stad vertellen
Met stille trom of hoorngeschal
Hoe moet ik het de stad vertellen
Dat jij niet meer komen zal
Dat jij nooit meer langs de boten
Dat jij nooit meer in de kroeg
Dat jij nooit meer aangeschoten
Dat jij nooit meer 's ochtends vroeg
Dat jij nooit meer met een glimlach
Dat jij nooit meer op het plein
Dat jij nooit meer op een dinsdag
Dat jij nooit meer hier zal zijn
De schemer is een vreemde trooster
En komt met drank in het café
Hier zit ik losgelaten prooster
En drink vanavond maar voor twee
Buiten wachten mij de stenen
Van deze stad mijn zoet gevang
Door rossig licht zo warm beschenen
En ja vannacht ga ik jouw gang
Hoe moet ik het de stad vertellen
Met stille trom of hoorngeschal
Hoe moet ik het de stad vertellen
Dat jij niet meer komen zal
Dat jij nooit meer langs de boten
Dat jij nooit meer in de kroeg
Dat jij nooit meer aangeschoten
Dat jij nooit meer 's ochtends vroeg
Dat jij nooit meer met een glimlach
Dat jij nooit meer op het plein
Dat jij nooit meer op een dinsdag
Dat jij nooit meer hier zal zijn
Maar de stad heeft mij niet verlaten
Ze is mij onvoorwaardelijk trouw
Ze koestert me in al haar straten
En zie ik haar dan zie ik jou