Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Stef Bos
Zij wandelt door de winkelstraat
Alsof het haar paleis is
Zij kijkt in elk winkelraam
En ze ziet alleen zichzelf staan
Alsof er niets te koop is
Nu draagt ze nog een winterjas
Maar straks...dan wordt het lente
Dan hult ze zich alleen in rook
En speelt ze met ons libido
En zo kreeg Sigmund Freud patiënten
Zij, zij, zij, zij, zij
Zij weet dat ze mooi is
Zij weet dat ze geen prooi is
Zij bepaalt
De regels
Van de jacht
Ze kijkt alleen maar naar zichzelf
Haar pad gaat over rozen
De sneeuwman is ten einde raad
Hij weet dat hij ten onder gaat
Hij smelt voor haar als boter
Zij is mooi om naar te kijken
Maar laat je niet verleiden
De weg met haar gaat nergens heen
Wie ooit het bed met haar zal delen
Kan zijn rust voorgoed vergeten want
Mooie vrouwen heb je nooit alleen
Zij, zij, zij, zij, zij
Zij weet dat ze mooi is
En ik weet dat zij weet
Wat ik dacht
Zij, zij, zij, zij, zij
Zij weet dat ze mooi is
Zij weet dat zij geen prooi is
Zij bepaalt de regels van de jacht
Ze loopt voorbij, ze doet verdriet
Ze laat je altijd achter
Alleen met de gedachte
Dat je nooit
Dat je nooit
Dat je nooit
Nee dat je nooit
Nee dat je nooit kunt krijgen wat je ziet
Zij, zij, zij, zij, zij
Zij weet dat ze mooi is
En ik weet
Ik weet dat ze weet wat ik dacht
Zij weet dat ze mooi is
Ze weet dat ze geen prooi is
Zij bepaalt de regels van de jacht
Zij bepaalt de regels van de jacht
Zij bepaalt de regels van de jacht
Zij weet dat ze mooi is
Zij weet dat ze mooi is
Zij weet dat ze mooi is
Zij