Marianne Weber
Marianne Weber
Marianne Weber
Marianne Weber
Marianne Weber
Marianne Weber
Marianne Weber
Marianne Weber
Marianne Weber
Marianne Weber
Hij had heel z'n leven gezwoegd en geschouwd
En altijd z'n plicht trouw gedaan
Toen kreeg hij, ontslag
Want men vond hem, te oud
Hij kwam naast het leven te staan
En zij die hem altijd tot steun was geweest
Hij miste haar nu, in zijn oud zijn het meest
Hij was één van die vele bejaarden
Die niets meer ter wereld bezat
En niemand kwam ooit aan hem vragen
Of hij soms wat hulp nodig had
Ach hij voelde zich eenzaam, verlaten
Die eenzaamheid deed hem zo'n pijn
Hij was er zichzelf om gaan haten
'n Derderangs burger te zijn
De eenzaamheid kon hij, niet aan op den duur
Geen mens trok zich iets van hem aan
En toen, op een dag
Vond men hem in de schuur
Hij had zich van 't leven ontdaan
Een briefje lag naast het portret van z'n vrouw
Ik was zo alleen, daarom kom ik bij jou
Hij was één van die vele bejaarden
Die niets meer ter wereld bezat
En niemand kwam ooit aan hem vragen
Of hij soms wat hulp nodig had
Ach hij voelde zich eenzaam, verlaten
Die eenzaamheid deed hem zo'n pijn
Hij was er zichzelf om gaan haten
'n Derderangs burger te zijn