Ik zit in de kamer van het hoge herenhuis
Stoffige ramen filteren de warme stralen van de middagzon
Van verre komen flarden van het carillon
En ik denk aan het land van herkomst
Ik verlaat m'n vaderland even, ben in het verre land
Waar ik m'n moeder achterliet
Ze had geen tijd om mij te leren kennen
En ook ik, ik ken haar niet
Ik ben dan wel bekend nu als Boudewijn de Groot
M'n moeder weet van niets, m'n moeder namelijk is dood
Ik heb nog een paar foto's, uit Indië waarop ze staat
Als verstilde danseres in een lang en wit gewaad
Op de schoorsteenmantel haar portret, we kijken naar elkaar
Haar ogen zijn mijn ogen, maar lijk ik ook op haar
Soms doet het verre carillon me denken aan de gamelan
Aan het land waar alles begon
Nederlands-Indië, m'n moeder, ik mis ze soms
Maar ik weet er weinig van