André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
D'r was in vroeger tijd
In de bergen van Zwitserland, jodelodelo (Jodelohoti)
Een stoere boerenmeid
Die had geen man, johohoho (Jodelohoti)
En Angelique zong heel melancholiek
Jodeloholohohehehehee
Vol verlangen naar romantiek (Jodelohoti)
D'r ouwe vader werd hoteldebotel (Jodelohoti)
Van dat ellendige gejodel (Jodelohoti)
De goede man ontstak in toorn, nam z'n alpenhoorn
En ging staan toeteren
Hoempapa, hoempapa, hoempapa
Hoempapa, hoempapa, hoempapabwaa
Hoempapa, hoempapa, hoempapa
Hoempapa, hoempapa, hoempapabwaa
Door dat getoeter en dat jammeren
In de bergen van Zwitserland, jodeloholo (Jodelohoti)
Begon de sneeuw te rammelen
Wat was dat griezelig, wohohoho (Jodelohoti)
Maar Angelique die had nog heel geen erg
Jodelohohohohehehohohee
Zong zij daar op die berg (Jodelohoti)
En een lawine kwam plots naar beneden (Jodolohoti)
Toen was 't leed al gauw geleden (Jodelohoti)
Ze roldebolde naar 't dorpie in 't dal, 't was een hele val
En is daardoor toen overleden
Dit was 't lied van Angelique
Jodelohohehe, wat 'n romantiek
Hoempapa, hoempapa, hoemapapa
Hoempapa, hoempapa, hoemapapabwaa
Jodelohoti
Jodelohoti
Jodelohoti
Jodelohoti