André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
André Van Duin
Kom op. Zijn we er klaar voor, jongens?
Daar gaan we, he? (We zijn er klaar voor) (Ja hoor)
Daar komt ie
Taraaa, ra, raaaa
Er was 's een koster in 't zuiden
Het is een heel erg oud verhaal
Die liet elke dag de klokken luiden
Op zich is dat nog heel normaal (Bom, bom, bom)
Maar door de jaren werd de koster
Verslaafd aan 't luiden van de klok
Hij kon er toen niet meer mee stoppen
En daar werden ze gek en bloc (Bom, bom, bom)
Wacht nou even, wacht nou even!
Ik geef een teken als jullie motten bommen, ja? (Oh) (Hij geeft een teken)
Even wachten, ja? (Hij geeft een teken)
Maar, ach, de koster was al oud en
Men raakte aan 't gelui gewoon (Nu?) (Nog niet) (O)
Ze leerden met de klokken leven
En zongen in dezelfde toon
Nou, kom op nou! (Nou, u zou toch een teken geven, toch?)
Ik doe toch zo? Ja, natuurlijk is dat een teken!
(O. O. Nou dat weten wij niet) (Ik heb er geen erg in)
(Bom, bom, bom, bom)
Hoor de klokken weer 's luiden (Bim, bam)
O, wat gaan ze weer tekeer (Bim, bam)
't Zijn de klokken van 't zuiden (Bim, bam)
En van onze lieve heer (Bim, bam)
Maar als klokken blijven luiden (Bim, bam!)
Nou, dan doen je oren zeer (Bim, bam!)
Daarom zong 't hele zeuden: "Kreeg de koster van het luiden
Maar een keer het heen en weer" (Bim, bam)
Maar op een dag, 't was in september
Toen hielden plots de klokken stil
Klokken stil (Ja, hij gaat lekker, ik heb 'm vast)
Ho nou! (O? O, wist ik niet. Sorry)
Dankjewel! (Graag gedaan) (Ook namens mij)
En uit de toren van 't kerkje
Klonk een afschuwelijke gil (Auauauau!!)
(Gloeiende, gloeiende, gloeiende lat. Ik hoorde hem naar buiten vallen!)
Dan moet je uitkijken, ja! (Dan moet hij uitkijken, ja! (Ik heb er geen erg in) (Oké)
Men wilde weten wat daar loos was
Dus de politie over 't hek
Daar vonden zij den ouden koster
Met een klepel in zijn nek (Bom, bom, bom) (Nee, nee, nee, nee, nee)
Ze hebben 'm met eer begraven
Men zetten op 't graf de klepel neer (Hoe is 't met je voet?) (Hè?)
En als 't nu heel erg hard gaat waaien
Dan gaat de klepel heen en weer (Ja hoor) (Bom, bom, bom, bom)
Hoor de klokken weer 's luiden (Bim, bam)
O, wat gaan ze weer tekeer (Bim, bam)
't Zijn de klokken van 't zuiden (Bim, bam)
En van onze lieve heer (Bim, bam!)
Maar als klokken blijven luiden (Bim, bam!)
Nou, dan doen je oren zeer (Bim, bam!)
Maar "Gelukkig", zong het zuiden "kan de koster niet meer luiden
Nee, dat kan ie nimmer meer" (Bim, bam)
Ja, wat, wat?
Ho nou!
Wat een puinhoop, he?