De sprankel in haar ogen
Bleek vergankelijk te zijn
De drang om te geloven
Weken wankel je met ter tijd
Een vreemdeling, was ik geworden
De woorden koud, de buien grijs
En in haar kus, haar goeiemorgen
Was alle hoop allang voorbij
Ze was allang niet meer van mij
We vergaten, te praten, ach, we zagen het niet meer
Het vuur verlaten en het doofde daar in stilte
We faalden, we verdwaalden, was het een halve magenkind
Maar we vaarden waar wij zo verschilden, van elkaar
Het schip kreunt op de golven
De lucht huilt om ons twee
Zo richtingloos, zo onbeholpen
Nu schuin omhoog, de wind niet mee
Was het gedoemd om zo te stranden
Waar de stormen te voelen zien
Een bloedend hart, twee lege handen
Had ik het simpelweg verdiend
Of is het beter zo misschien
We vergaten, te praten, ach, we zagen het niet meer
Het vuur verlaten en het doofde daar in stilte
We faalden, we verdwaalden, was het een halve magenkind
Maar we vaarden waar wij zo verschilden, van elkaar
Van elkaar