De zon is bijna onder, de luie lucht heet
Een man zit aan een tafel, hij wacht
De lichten van de taxi, z'n adem stokt, hij zweet
De vrouw is mooi en donker, en ze lacht
Ze houdt alleen van hem, en hij van haar
Ze zien de hemel in elkaar
Maar dan opeens, als uit de hel, zeg ik vaarwel
Diep in de krochten van m'n arme ziel
Leeft er een beest, en het bijt me
Tot ik voor z'n altaar kniel
't is vaak ontevreden, en als het dat is
Dan moet ik gaan, liefste helaas: het beest in mij is baas
De zon is bijna onder, de luie lucht weet
Dat de man aan de tafel wacht
Op de lichten van de taxi, z'n adem stokt, hij zweet
De vrouw is mooi en blond, en ze lacht
Ze houdt alleen van hem, en hij van haar
Ze zien de hemel in elkaar
Maar dan opeens, als uit de hel, zeg ik vaarwel
Diep in de krochten van m'n arme ziel
Leeft er een beest, en het bijt me
Tot ik voor z'n altaar kniel
't is vaak ontevreden, en als het dat is
Dan moet ik gaan, liefste helaas: het beest in mij is baas
Soms heet het onrust, en dan jankt het zacht
Soms ook twijfel, dan ijlt het heel de nacht
Vaak is het gulzig, dan zweet het zwaar
Maar altijd scheurt het klotebeest m'n leven uit elkaar!
Diep in de krochten van m'n arme ziel
Leeft er een beest, en het bijt me
Tot ik voor z'n altaar kniel
't is vaak ontevreden, en als het dat is
Dan moet ik gaan, liefste helaas: het beest in mij is baas