Ze lopen hand in hand, gehuld in doodse stilte
Door uitgedoofde steden vol van vocht en kilte
Waarin alleen hun doffe sloffen wordt gehoord
Zo lopen woordeloos de radelozen voort
Hun vleugels zijn verbrand, hun takken afgewaaid
Zo op een klip gestrand dat dood geen angst meer zaait
Zijn ze de liefde moe, die droom werd wreed verstoord
Zo lopen woordeloos de radelozen voort
En ik, ik ken hun weg, ik ben hem zelf gegaan:
Al meer dan honderd maal ben ik halfweg blijven staan
Maar, jonger of gekwetster, zetten zij hem voort
Zo trekken woordeloos de radelozen voort
Want onder gindse brug is 't water diep en lief'lijk
Daar houdt de wereld op en is het bed gerief'lijk
Zij snikken er hun naam nog, als een jonge bruid
Dan wist het water stil de radelozen uit
Sta op degeen die hun de eerste steen wil gooien
Die kent van liefde alleen de woorden ‘ik’ en ‘mij’
De brug gaat zich alweer in ochtendnevels tooien
Een leven dat eens hoop gekoesterd heeft voorbij
De Radelozen was written by Gérard Jouannest & Jacques Brel.
De Radelozen was produced by Horst Hartmann.